
Stade Maurice Dufrasne van Standard Luik. Op de achtergrond de hoogoven van Ougrée en de heuvel van Sart-Tilman.
LUIK, 4 NOVEMBER 2009. Op de stoep zit een bedelaar. Zijn hond kwispelt vrolijk en loopt rondjes om hem heen. De man smeekt via een kartonnen bordje om hulp: s’il vous plaît, aidez nous. Op tien meter afstand staat een walmende snackkraam. Tientallen mensen wachten geduldig op hun beurt. De geur van friet en hamburgers vermengt zich met de penetrante steenkooldampen van de hoogovens. Het is druk in de Rue des Martyrs.
We hebben hier te maken met een slimme bedelaar. Het is de avond van Standard Luik tegen Olympiacos, een wedstrijd in de Champions League. Voor duizenden supporters is deze straat de toegangspoort tot het stadion. Achter de stoere en luidruchtige fans gaan godzijdank ook nog voldoende fatsoenlijke mensen schuil. Het potje van de man, die voor de gelegenheid een rood-witte sjaal van de thuisclub heeft aangetrokken, is goed gevuld.
Dit is de Italiaans getinte arbeiderswijk Sclessin. Terwijl Luik langzaam aan glans herwint, lijkt het alsof hier de tijd stil staat. De stad die nog niet zo lang geleden door lezers van De Volkskrant werd uitgeroepen tot één na lelijkste plek (na Charleroi) ter wereld, is bezig aan een opmerkelijke opmars. Wie verder durft te kijken dan het stereotype beeld van asgrauwe fabrieken, ziet dat het Waalse Luik bezig is met een groot charmeoffensief.
Luik: 190.000 inwoners
Het Europees kampioenschap voetbal in 2000 is met vier miljoen bezoekers een eerste, belangrijke impuls. Met de start van de Tour de France, vier jaar later, bouwt Luik zorgvuldig verder aan het nieuwe imago. De bij vakantiegangers beruchte snelweg langs de Maaskade, dwars door de stad, is omgelegd en voor een groot deel ondertunneld. Ook de binnenstad wordt straat voor straat en plein voor plein verfraaid. Het meest recente pronkstuk, het nieuwe treinstation Liège Guillemins ontworpen door architect Santiago Calatrava, is eind september officieel geopend.
En de stad houdt weer van Standard Luik. Na 26 jaar zonder groot succes is dit Belgische voetbalbolwerk, liefkozend ‘les Rouches’ genoemd, nu al twee seizoenen het sterkste van het land. Tegenwoordig mag je zelfs spreken van een belangrijk exportproduct, want Standard speelt voor het eerst in de belangrijkste voetbalcompetitie van Europa. Het bezoeken van een Champions Leagueduel in het meest sfeervolle stadion van België is een feest. De rode betonnen bak staat niet voor niets bekend als de ‘hel van Sclessin’.
De voetbalclub speelt hier sinds 1908. Tegenwoordig heet het stadion eigenlijk Maurice Dufrasne, een monument in de buitenwijk Sclessin. Maar zelfs de grootste optimist kan deze plek niet als lichtpuntje in de Luikse revival bestempelen.
In de jaren zestig en zeventig komen veel Italianen naar Luik om te werken in de bloeiende staalindustrie. Ze gaan in Sclessin wonen, aan de voet van de fabriek. ‘Iedere ochtend trokken rijen arbeiders door de straten van Sclessin, maar nu het staal goedkoop wordt geproduceerd in India, is de wijk een verlaten openluchtmuseum van de armoede geworden’, zo schrijft een verslaggever van de De Pers in 2008.
Zo is het, en niet anders. Maar op een ‘avondje Standard’ dreig je die mistroostigheid even te vergeten als de cafés in de Rue des Martyrs – een weg waar arbeidershuisjes en zware industrie gebroederlijk naast elkaar staan – uitpuilen. Supporters drinken bier op straat, harde muziek knalt uit de speakers. Ze lachen, ze eten, ze zingen. Dan is het in de wijk Sclessin zowaar gezellig. Er wordt al een tijdje gesproken over een nieuwe locatie voor Standard Luik. Maar hoe lelijk deze plek ook is, voor de echte liefhebber is het te hopen dat deze unieke voetbalsfeer hier behouden blijft.
Categorieën:Sport
1 reply »