Een streepjescode in Rotterdam

De Rotterdamse Kunsthal is door het ontbreken van eigen collectie geen museum.

De Rotterdamse Kunsthal is door het ontbreken van een eigen collectie geen museum.

ROTTERDAM, 16 MAART 2013. De bomen in het Museumpark dragen een jasje. Niet omdat het absurd koud is voor een zestiende maart. Nee, dit is een heus statement. Een stam in een wit korset met lichtblauwe strepen. Dat kan er maar van één zijn. Zelfs de Thalys tussen Rotterdam en Parijs rijdt rond in het wereldberoemde marinepatroon van de Franse mode-icoon Jean Paul Gaultier, die in de Kunsthal een overzichtstentoonstelling van zijn werk heeft gekregen.

Hij had er trouwens zelf niet om gevraagd, zo liet hij in de Belgische krant De Standaard weten. “Het doet mij spontaan denken aan doodse museumtoestanden en dat was wel het laatste wat ik wou.” De expositie, ter gelegenheid van zijn 35-jarig jubileum, is samengesteld door Montreal Museum of Fine Arts. Na de Kunsthal reist The Fashion World of Jean Paul Gaultier. From the Sidewalk to the Catwalk door naar New York, Londen en Stockholm.

Als je wil weten hoe je een succesvolle tentoonstelling maakt voor een breed publiek, ga dan vooral naar de Kunsthal. Er is, op deze zaterdag, simpelweg geen doorkomen aan. Een lange rij buiten en zes overvolle zalen binnen. Jong en oud vergaapt zich aan interactieve mannequins, de shirts met streepjescode en het korset van Madonna. De hele Nederlandse multiculturele samenleving schuifelt langs: giebelende tienermeisjes, een groepje Antillianen, opa en oma, mannen in leren jassen, hardop pratende moeders en dertigers in maatpak.

Het is geen toeval. De Kunsthal is door het ontbreken van een eigen collectie geen museum en wil dat ook niet zijn. Populaire cultuur is hier geen vies woord. Het is beleid. Precies zoals architect Rem Koolhaas het verwoordde, lang voordat het gebouw ruim twintig jaar geleden werd geopend. In het boek Ik zou een museum willen maken waar de dingen elkaar overlappen zegt hij: “Het openlijk adresseren van de massaliteit van een museum is dus een belangrijke tactiek. Ik ben nu in Rotterdam bezig met de Kunsthal en ik denk dat massaliteit een van de dingen zou moeten zijn die het gebouw aankan.”

Rotterdam: 608.000 inwoners

Twee, drie keer per jaar kies ik voor de Kunsthal. Juist vanwege de toegankelijkheid van de exposities. Voor, bijvoorbeeld, Mike Kelley in het Stedelijk Museum van Amsterdam neem ik ook de tijd, maar het interpreteren en begrijpen van ’s mans hersenkronkels kost me veel moeite. Frits Abrahams noemde het op 14 februari in zijn column in NRC Handelsblad ‘onbegrijpelijke kunst’. Hij beschreef hoe hij de tekst op de bordjes twee keer moest lezen en het dan vaak nóg niet begreep. Herkenbaar.

Het culturele instituut is trots op haar identiteit. “Het is onze opvatting ook nieuw publiek te interesseren voor het reguliere programma, zeker wanneer dat zo laagdrempelig en gevarieerd is als dat van de Kunsthal”, zo staat in het jaarverslag van 2011. Bijna dertig procent van de bezoekers kwam in dat jaar voor het eerst kennis maken met het gebouw van Koolhaas. Zeventig  procent van de 167.250 mensen die een kaartje kochten, is van buiten de regio Rotterdam.

Alleen al het NOS-journaal besteedde vanaf de opening in 1992 meer dan 58 keer aandacht aan de Kunsthal. Al meldt het jaarverslag niet of dat inclusief de publiciteit rond de ‘blunderput’, de jarenlange problemen met de parkeergarage onder het Museumpark, is geweest. Het is in ieder geval exclusief het nieuws van de kunstroof in oktober 2012, waarbij zeven schilderijen ter waarde van 100 tot 200 miljoen euro werden gestolen.

Met Museum Boijmans van Beuningen en het Nederlands Architectuurinstituut om de hoek, blijft de Kunsthal een aantrekkelijke bestemming voor een dag of een weekend. Ik kan het eens zijn met Allard Jolles en Piet Vollaard die in het Jaarboek Architectuur in Nederland 2011/2012 de goede woorden kozen: “De tijd heeft bewezen dat de Kunsthal, misschien tegen alle verwachtingen in, vooral een optimaal functionerend gebouw is. Wat de critici ook mogen zeggen over de onvindbare entree, de onbegaanbare, hellende vloeren of de roostervloeren waar niemand over durft te lopen: de Kunsthal werkt. Als architectuur primair een het gebruik dienende exercitie is, dan is de Kunsthal toparchitectuur.”

Portret van architect Rem Koolhaas in de Kunsthal.

Portret van architect Rem Koolhaas in de Kunsthal.

3 replies »

  1. płatnicza, nie oferowała różnych mglistych jakości ceny jak pół refinance
    – Santiago – księstwa a kociak lub na odwrót.
    – Bez
    problemów – powiadomił Arnold. – Chociażby się nie targowali.
    Dziwili się zaledwie..

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s