BILBAO, 1 SEPTEMBER 2O11. In het atrium van wat ooit een wijnwarenhuis was, staat Ignacio. Hij draagt een fel oranje hesje met een grote ‘i’ erop. Deze levende vraagbaak is de behulpzaamheid zelve. En wat hij niet weet, zoekt hij op in een folder met daarin het antwoord. Als Ignacio – klein mannetje, snelle prater – Engels spreekt, dwalen mijn gedachten spontaan af naar de onhandige ober Manuel uit de tv-serie Fawlty Towers.
Maar Ignacio is vooral een trots verteller. Er gebeuren immers mooie dingen in zijn stad. Aan hem de taak nieuwsgierige toeristen – maar zeker ook de Bilbaínos, de inwoners van Bilbao – wegwijs te maken in het Alhóndiga, een 43.000 vierkante meter groot cultuur- en vrijetijdscomplex aan Plaza Arriquibar in de zakenwijk El Ensanche. Het is ontworpen door de lokale architect Ricardo Bastida en designer Philippe Starck.
De oude muren van het wijnwarenhuis, inclusief statige entree met twee torentjes, zijn overeind gebleven. In het atrium zijn drie bakstenen gebouwen verrezen die op fraai gedecoreerde pilaren rusten. Het zijn er 43 in totaal, allemaal afwijkend qua vorm, kleur en gebruikt materiaal. Ze zijn op de tekentafel van Lorenzo Baraldi geboren en uiteindelijk door 120 vakmensen in elkaar geknutseld.
“Kijk, daar is de mediatheek”, doceert Ignacio. Vanuit de lobby zien we achter de ramen mensen lezen. Hij wijst op onze kinderwagen. “Neem de lift naar de eerste verdieping. Dan kom je er vanzelf. Hebben jullie trouwens ook het zwembad gezien?” Jazeker. Dat was eigenlijk onze voornaamste reden om hier naar binnen te lopen. Vanaf Plaza Arriquibar zie je mensen op de bovenste etage in hun zwembroek of bikini achter een lange glasplaat naar beneden kijken. “Het is een publiek zwembad. Erg populair bij de lokale bevolking.” Dat blijkt. Bij de ingang staat een lange rij met opgewonden tieners en moeders met kinderen.
Op het hippe terras van restaurant Yandiola is het ook druk. Het werkvolk heeft massaal uitgeklokt en zit hier aan de cocktails en pinxtos. Door de expositie- en concertruimte, kookstudio en een designwinkel krijgt het gebouw het stempel multifunctioneel. Het Alhóndiga, dat vorig jaar werd geopend, is alwéér zo’n exponent van het nieuwe Bilbao. Zeg maar het Bilbao na de opening van het museum Guggenheim in oktober 1997.
Bilbao: 354.000 inwoners
Het gebouw van Frank Gehry aan de oever van de Nervíonrivier is een van ’s werelds meest sprekende voorbeelden van hoe je een industrieel gebied dat zijn functie heeft verloren, omtovert tot een florerend nieuw stadsdeel dat als economische motor fungeert voor de hele regio. En zelfs tot ver daarbuiten wereldfaam heeft vergaard. Het verhaal is al duizend keer verteld en wordt tot op de dag van vandaag aangehaald in citymarketingpraatjes over het belang van cultuur voor een stad.
Een museum dat door het fonkelende architectonische ontwerp toeristen lokt; het was destijds een nieuw fenomeen. Er werd al snel een nieuwe term voor bedacht: architourism. Er zijn in de loop der jaren boeken over vol geschreven. Ontelbaar veel steden kopieerden daarna het succesvolle concept.
Hoe een stad met lef en gedurfde keuzes uit een diep economisch dal kan kruipen. Bilbao geldt als een belangrijk voorbeeld. De bouw van het Guggenheim heeft tot een sneeuwbaleffect geleid. De transformatie van de ooit grauwe industriestad heeft vorm gekregen door nieuwe gebouwen en een verbeterde infrastructuur, waaronder niet zelden de handtekening staat van internationaal vermaarde architecten.
Als in 1991 binnen zes maanden een besluit wordt genomen over de plek waar het Guggenheim moet verrijzen, de architect wordt aangewezen en alle vergunningen zijn geregeld, wordt de reanimatie van Bilbao ingezet. Sir Norman Foster krijgt de opdracht de metrostations – de doorzichtige buisconstructies zijn niet te missen op straatniveau – te ontwerpen. De Zubi Zuri-brug, niet ver van het Guggenheim, is van Santiago Calatrava. De Spanjaard is ook verantwoordelijk voor Bilbao’s vliegveld Loiu, dat in 2000 open gaat.
Twee jaar later wordt de elektrische tram ingezet. Ook andere sterarchitecten als Zaha Hadid en Rafael Moneo krijgen prestigieuze opdrachten. Als je toch in de buurt van het Alhóndiga bent, loop dan even de hoek om en houdt halt voor het Baskische ministerie van Gezondheid, een schots en scheef gestapelde glazen blokkendoos van Juan Coll-Barreu en Daniel Guttierez Zarza. Met dank dus aan het Guggenheim. Of zoals Frank Gehry het in alle bescheidenheid verwoordde: “Ik geloof inderdaad dat mijn museum de stad Bilbao op de kaart heeft gezet.”
Categorieën:Architectuur, Cultuur
8 replies »