
Het station in Mudéjar-stijl met karakteristieke kloktoren van Toledo, Spanje.
TOLEDO, 1 MEI 2018. Wie de wereld rondtrekt, leert geduldig te zijn. Wachten op het station hoort bij reizen. Geen straf, een voorrecht. Een forens mag balen van vertraging. Bladeren op het spoor, aanrijding met een persoon, blikseminslag, een kapotte bovenleiding. Hinderlijke onderbrekingen op weg van huis naar werk. Voor een reiziger is het kopen van een treinkaartje de belofte van een nieuw en spannend avontuur.
Het station is de poort naar de stad. Een kathedraal van de eenentwintigste eeuw. Een zorgvuldig gekozen aanduiding van architect Jo Coenen in het boek ‘Wereldstations’. “Het zijn gebouwen waar de reiziger de stad ontmoet. De stad toont zich hier als eerste, pas daarna volgt de rest. Bovendien gebeurt er iets vanaf het moment dat een reiziger de trein verlaat. Hij wordt voetganger, fietser, tram-, metro- of buspassagier. Het station is daarmee een plek waar naast de ontmoeting ook transformaties plaatsvinden.”
Op dit blog beschreef ik jaren geleden al eens mijn liefde voor vliegvelden. De beleving op en rond het station is vergelijkbaar. Je kunt je er eindeloos vermaken met niks doen, eten, drinken, lezen, luieren en mensen kijken. Het is een wereld op zich. Daarom is het aantrekkelijk een station – of een vliegveld – met een stad te vergelijken. Wat komt iemand in een station doen die er niks te zoeken heeft? De ‘gewone mens’ zonder bestemming, op dat moment verwant aan de zakkenroller, zwerver, junkie of bedelaar. Oftewel de ‘niet-vertrekkende reizigers’, aldus schrijver Umberto Eco.
Overal in Europa wordt momenteel vol overgave gewerkt aan de renovatie van oude, negentiende-eeuwse stationsgebouwen. Prestigieuze miljoenenprojecten, ontworpen door bekende architecten. De kosten lopen telkens op, de oorspronkelijke planning wordt zelden of nooit gehaald. Vooral in grote steden groeien stations uit tot moderne ontmoetingsplekken, waar winkels de boventoon voeren en waar het lijkt of reizen bijzaak is geworden.
Toledo: 90.000 inwoners
Maar niet in Toledo. Gelukkig niet in Toledo. Als je met de trein in deze stad aankomt, word je nog ouderwets betoverd door het station. Natuurlijk, neem ruim de tijd in een van de oudste steden van Spanje. Ze staat niet voor niets op de Unesco-werelderfgoedlijst. Het is een verzamelplaats van tweeduizend jaar geschiedenis waar je de invloeden van de drie grote religies – het Joden- en Christendom en de Islam – nog overal voelt, ziet en proeft.
Het zicht op de entree van de stad, op een heuvel in een bocht van rivier de Taag, is fenomenaal. Neem de roltrappen naar het oude centrum. Ga verder lopen en verken de steegjes, de gebouwen: Joodse synagogen, Arabische moskeeën en Christelijke kerken. Let in de Joodse wijk op de kleine tegeltjes met symbolen als een chanoekia, die her en der in de straatstenen zijn verwerkt.
De beschrijvingen over Toledo, zeventig kilometer ten zuiden van Madrid, in de reisgidsen zijn allemaal waar. Maar sla het station met zijn karakteristieke kloktoren, ontworpen door architect Narciso Clavería y de Palacios, beslist niet over. Op het stationsplein wacht de hop on hop off-bus met draaiende motor op een nieuwe lading toeristen. Groter kan het contrast met het gebouw in Mudéjar-stijl, met talrijke Arabische elementen aan binnen- en buitenkant, bijna niet zijn. In de hal vind je een café, wat banken en een kaartautomaat. Verder niets.
Wij wachten op onze trein, terug naar Madrid Atocha. Met tientallen andere reizigers staan we buiten in de zon. Op het perron van een negentiende-eeuws gebouw dat maar geen kathedraal van de eenentwintigste eeuw wil worden.
Categorieën:Algemeen
Wederom weer mooi geschreven, ouwe journalist die dan maar in CITY2CITY schrijft in plaats van in de krant